De case van de sociale biervervoerders in Brugge

brugsezotIk ben een groot liefhebber van bier, zowel van het productieproces als van het eindproduct! Daarom heb ik vorig jaar van mijn kinderen een bier-scheurkalender cadeau gekregen. Op deze scheurkalender vond ik dit mooie verhaal:

Tot 1870 hadden de Brugse biervervoerders het monopolie op het transport van bier. De onderdekens haalden elke morgen de bestellingen op bij de brouwers in hun kwartier, waarna ze zich om negen uur verzamelden in het kantoor van de deken. Die verdeelde het werk. Aan het eind van de dag gaf de biervervoerder al zijn geld aan de betaler die elke maand de winst eerlijk uitbetaalde onder de leden. Iedereen kreeg evenveel, zelfs zieke biervervoerders of zij die door een ongeluk niet konden werken.

Behalve bierliefhebber, ben ik - van oorsprong - bedrijfseconoom. In de case van de Brugse biervervoerders herken ik het vraagstuk van de eerlijke verdeling. De grote vraag in veel ondernemingen is namelijk: welke productiefactor (lees: mensen en middelen) krijgt welk deel van de gezamenlijk gecreëerde toegevoegde waarde? Voor niet-economen: de toegevoegde waarde is de omzet minus de inkoopkosten, ofwel de som van betaalde lonen, rente/dividend en belastingen. Deze betalingen zijn de respectievelijke vergoedingen voor de bijdragen van arbeid, kapitaal en overheid.

Historisch gezien is er vaak strijd over de verdeling van de toegevoegde waarde. Strijd tussen arbeid en kapitaal en strijd tussen vakbonden en aandeelhouders. Kijk naar de tegenstelling in Amerika tussen hoge winsten en hoge bonussen enerzijds en lage lonen anderzijds. Veel initiatieven voor innovatief organiseren streven gelukkig ook naar een eerlijkere verdeling. Denk aan de vernieuwende ideeën van Ricardo Semler , steeds vaker toegepaste modellen voor werknemersparticipaties  en zelforganiserende samenwerkingsverbanden in de vorm van coöperaties.

Bij de biervervoerders is deze verdeling van het geld heel sociaal: ‘eerlijke uitbetaling’ zelfs aan de zieken en de arbeidsongeschikten. De case wekt wel de suggestie dat hiervoor een bepaalde bescherming nodig is, namelijk die van het monopolie. Alleen dan kan genoeg verdiend worden om alle leden een eerlijke betaling te kunnen doen want bij volledig vrije marktwerking zouden arbeidsongeschikten niet kunnen werken en dus ook geen loon krijgen. Het monopolie heeft onder economen echter een slechte naam omdat een monopolie meestal leidt tot hoge prijzen, lage efficiency en weinig innovatie doordat de druk van de marktwerking ontbreekt.

Deze korte case geeft dus ook aanleiding tot nadenken over het dilemma van centrale marktsturing versus vrije marktwerking, van de politieke keuze tussen communisme/socialisme versus kapitalisme/liberalisme. Centrale marktsturing is, zoals de recente geschiedenis heeft aangetoond, niet efficiënt en niet innovatief, maar te ver doorgevoerde vrije marktwerking, kijk naar de Verenigde Staten, biedt geen enkel sociaal vangnet. De case legt ook de vraag op tafel wie eigenlijk het  sociaal vangnet moet verzorgen: de werkgever of de overheid?

Wat een scheurkalender over bier al niet kan oproepen! En wat ik vind? Ik zou wel willen werken in die bierindustrie van Brugge want daar wordt mooi bier gedronken!  En gelukkig brachten de biervervoerders elkaar ook thuis als ze teveel gedronken hadden! Zo’n warme deken van onderlinge betrokkenheid gaat mij boven een hoge beloning.

Uw columnist heeft het bier van de Brugse Zot ook zelf geproefd: het is een mooi, pittig en niet te zwaar blond bier.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>