Te koop: Rijnlands model

Het Rijnlandse bedrijfsmodel dreigt in rap tempo naar de vergetelheid te geraken. Vooral de grootschalige overnames van nationale kampioenen in noordwest Europa door buitenlandse ondernemingen draagt hieraan bij. Dat de wereld steeds Angelsaksischer wordt is een feit. Dat bedrijven daardoor in hun doelstellingen en drijfveren steeds meer op elkaar gaan lijken ook. Wat betekent dit alles voor sociale innovatie?

De fusie- en overnamegolf van dit moment past bij de wereldwijde conjuncturele ontwikkelingen en wordt gevoed door lage rentestanden op de kapitaalmarkt. De achterliggende drijvende kracht is ons allen bekend: globalisering. Of het nu gaat om private equity of een strategische overname door bedrijfsgenoot, feit is dat steeds meer Nederlandse bedrijven in handen komen van buitenlandse investeerders. VNU, P&O Nedlloyd, Vendex KBB, Philips Semiconductors, Hoogovens, KLM: allemaal voorbeelden van bedrijven die in de laatste jaren in buitenlandse handen zijn gekomen. ASMI, Stork, Ahold en de energiebedrijven zijn waarschijnlijk de volgenden in de rij.

Voor deze ondernemingen geldt dat het concernbeleid niet langer in Nederland wordt bepaald. Er vindt als het ware een export van zeggenschap plaats, ook wel geduid als de ‘filialisering' van de BV Nederland. Andersom is het natuurlijk zo dat van oorsprong Nederlandse ondernemingen zich ook niet onbetuigd in het buitenland. Maar ik heb niet de indruk dat hiermee Rijnlandse bedrijfsmodel wordt geëxporteerd. Hoe groter, hoe internationaler, hoe Angelsaksischer!

Het negatieve effect van deze ontwikkeling is niet te onderschatten. Bedrijven die in een overname betrokken zijn overladen zich meestal met schulden. Daarbij maakt het niet uit of het gaat om de overnemer of de prooi. Schulden moeten worden terugbetaald en (nieuwe) aandeelhouders willen rendementen zien. Het gevolg is een enorme druk op efficiëntieverbetering, loonmatiging, flexibilisering en uitstel van investeringen in mensen en middelen. De nadruk komt te liggen op de korte termijn (want de beursspeculant kijkt niet naar de lange termijn), met een overdreven focus op de kostenkant van de winst- en verliesrekening. De negatieve gevolgen van een dergelijke strategie heb ik al eens beschreven in het artikel "Wegkwijnen in de vallei des doods".

Dit alles leidt af van de werkelijke missie van ondernemingen, namelijk zorgen voor een duurzame onderneming met gezonde groei. Sociale innovatie kan daarvoor zorgen, maar helaas kost innoveren tijd en aandacht. Innovatief organiseren vergt overleg met alle stakeholders. Een gesprek over slimmer werken krijg je niet op gang met medewerkers die eenzijdig moeten inleveren op arbeidsvoorwaarden.

De vraag is dan ook: Blijft er genoeg Rijnland over zodat Sociale innovatie een kans krijgt?

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Steven de Groot
Ik geloof juist dat we ons op het kantelpunt bevinden waarop we (weer) gaan erkennen dat het Rijnlandse model ons beter past, we ons afwenden van aandeelhouders en ons richten op zaken als sociaal kapitaal, vakmanschap en dergelijke.