Vergaat het de universiteiten van nu als de kloosters in de middeleeuwen?

Organisatiekunde is een sociale wetenschap en daardoor is algemene geldigheid van theorieën en modellen, zoals bij de natuurwetenschappen, moeilijk, of niet, te bereiken. Experimenten kunnen niet herhaald worden omdat de situatie voor de organisatie iedere keer anders is, organisaties kunnen niet in isolatie bestudeerd worden, maar beïnvloeden elkaar sterk en er zijn vele, onderling afhankelijke, variabelen die de prestaties van organisaties bepalen.

‘Wij in organisatieland zijn geboeid door de wetenschap, volgens mij omdat we zo min mogelijk het gevoel willen hebben dat onze wereld niet door natuurwetten wordt geregeerd, maar door gekke, onstuimige barbaren die worden gedreven door hebzucht, behoeftigheid en de hunkering naar maximale macht en buit. In zo’n kosmos is de plechtige dans van natuurwetenschappen geruststellend.‘ (Stanley Bing)

De ontwikkeling van toepasbare kennis in de organisatiekunde is veel meer een bottom-up proces vanuit de praktijk en van ervaringen die ‘practitioners’ onder elkaar uitwisselen (casuïstiek). Vanuit deze uitwisseling van praktijkervaringen en vanuit onderlinge feedback en kritiek ontstaan nieuwe inzichten. De waarde van rigoureus empirisch onderzoek in de organisatiekunde wordt misschien wel overschat.

‘Mijn fundamentele overtuiging is dat in het bedrijfsleven en de overheid niets met zekerheid te bewijzen is.’ (Robert Rubin)

Volgens trendwatcher Adjiedj Bakas gaan we steeds meer naar ‘wisdom of the crowds’ en ‘crowd sourcing’ (kennisontwikkeling door de massa). We zien dat nu al bij open-source software zoals Firefox en Linux, maar we zullen dat straks, naar mijn mening, ook zien bij de ontwikkeling van nieuwe inzichten op het gebied van de organisatiekunde. Volgens Bakas moet je kennis organiseren in plaats van creëren. Door te organiseren ontstaat een dynamisch proces van continue kennisontwikkeling in tegenstelling tot creëren dat statisch is.

‘De komende 10 jaar komen er drie miljard internetgebruikers bij. In die drie miljard mensen ligt een enorme hoeveelheid talent verborgen, die we dus binnenkort kunnen gebruiken om onze problemen op te lossen.’ (Peter Diamandis in zijn TED-lezing)

In de middeleeuwen werd alle kennis nog vastgelegd in het Latijn en was daarom alleen toegankelijk voor degenen die Latijn konden lezen en schrijven. En dat waren de geestelijken in kerken en kloosters. Met de komst van de boekdrukkunst (rond 1450) en het gebruik van gewone dagelijkse taal ontstonden in de grote steden de universiteiten als nieuwe kenniscentra. Doordat de vitaliteit van hun kennis opdroogde, nam de betekenis van kloosters als kenniscentra af.

‘Als een verhaal geheel wetenschappelijk verantwoord is, betekent dat nog niet dat het een goed verhaal is. Een verhaal is goed als het ons waardevolle inzichten geeft en ons inspireert tot zinnig optreden. Volgens dit criterium moeten we misschien milder staan tegenover social- media op het gebied van management.’ (parafrase op Phil Rosenzweig in ‘Het halo effect’)

Doordat de Nederlandse universiteiten nu nog (te) weinig op managers gerichte communities organiseren of blogs faciliteren, verliezen deze statische organisaties hun betekenis.  In de lacunes die ontstaan, zullen kennisgroepen zichzelf op internet organiseren rond een bepaald thema waardoor dynamische netwerken en communities (zoals deze website en discussiegroep!) ontstaan.

Als universiteiten niet oppassen, dan stolt hun kennis en wordt relevante kennis meer en sneller buiten dan binnen de universiteiten ontwikkeld. Dit geldt zeker voor de organisatiekunde. De vraag is dus gerechtvaardigd of de rol van universiteiten als kenniscentra net zo zal afnemen als die van de kloosters in de middeleeuwen?

(Nota bene: in zijn boek ‘Het halo effect’ maakt Phil Rosenzweig aannemelijk dat de wetenschappelijke onderzoeken die hebben geleid tot bestsellers als ‘In search of excellence’, ‘Built to last’ en ‘Good to great’ grotendeels rusten op statistisch drijfzand.)

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Willem Mastenbroek
Pro-lid
Beste Eric

Goed verhaal. Ik herken er veel in.

Kennis over managen en organiseren moet zich bewijzen en verder ontwikkeld worden in de toepassing. De toets of deze kennis herkend en opgepikt wordt door ‘communities of practitioners’ is de toets waarom het gaat. In 'Werken management modellen' heb ik daar een lans voor gebroken. http://bit.ly/JrXxJY De relatie met de social media komt daarin ook aan de orde.

De dominante 'wetenschappelijke' aanpak is van een andere orde.

mvg/Willem
Eric Alkemade
Auteur
Gisteravond heb ik een presentatie bijgewoond van Jos Burgers. Hij verwoordt zijn succes als volgt:

<em>'Ik doe niet aan wetenschappelijke onderbouwingen. Als je gelooft in mijn ideeën, dan moet je daarmee gewoon aan de gang gaan. Als je er niet in gelooft, dan helpt een onderbouwing ook niet meer.'</em>
Kees van der Ploeg
Waarde Eric,

Met Willem Mastenbroek deel ik de mening dat je verhaal prima is.
Echter de stelling van Jos Burgers vind ik veel te gevaarlijk gezien het tijdsgewricht waarin wij nu leven.
Een tijdsgewricht waarin er een toenemende tolerantie is voor onwetendheid en waarin emancipatie plaats gemaakt heeft voor emotie.
Kennis wordt minder als objectief beschouwd, maar gereedschap om welles-nietes-spelletjes te spelen (klimaat, gezondheid).
Vandaar aan ons de opdracht toch de wetenschap - ook als reflective practioner - zoveel mogelijk te dienen, met als stelling: Je mag wel een eigen mening, maar geen eigen feiten hebben.

MCG
Kees van der Ploeg
Cor Gutter
"In de middeleeuwen werd alle kennis nog vastgelegd in het Latijn en was daarom alleen toegankelijk voor degenen die Latijn konden lezen en schrijven."

Als we ons gemakshalve beperken tot Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten, was in een groot deel van de Middeleeuwen "alle kennis nog vastgelegd" in het Grieks en Arabisch. Voor dat laatste valt o.m. te denken aan Avicenna (980-1037), Ghazali (1058-1111) en Averroes (1126-1198). In kloosters in West-Europa moest men het tot in de 2e helft van de 12e eeuw nog stellen met, in hoofdzaak, Verbum Dei, Augustinus (354-430), Isidorus van Sevilla (plm. 560-636) en de vertaling in het Latijn van enkele geschriften over 'logica' van Aristoteles. Dankzij het werk van vertalers, van Constantinus Africanus tot Gerard van Cremona (1114-1187), werkzaam in door de Islam gedomineerde, in verschillende opzichten meer beschaafde delen van de wereld, is in de loop van de 12e eeuw de kennis uit de Griekse en Arabische geschriften langzamerhand gaan doordringen tot in "de kleuterschool van het denken", zoals de Rijk het intellectuele niveau van West-Europa boven de Pyreneeën van destijds aanduidde (L.M. de Rijk, "Middeleeuwse wijsbegeerte", Assen/Amsterdam 1977, p. 114; E.J. Dijksterhuis, "De mechanisering van het wereldbeeld", Amsterdam 1977 p. 125-127).

"Met de komst van de boekdrukkunst (rond 1450) en het gebruik van gewone dagelijkse taal ontstonden in de grote steden de universiteiten als nieuwe kenniscentra."

De universiteiten van Parijs, Bologna, Modena en Oxford dateren uit de 12e eeuw, die van Cambridge uit 1226.

"Doordat de vitaliteit van hun kennis opdroogde, nam de betekenis van kloosters als kenniscentra af."

Als model voor het beheersen van het gedrag van mensen hebben ze hun betekenis tot op heden behouden. Men denke slechts aan dooddoeners als "Gelijke monniken, gelijke kappen."
Eric Alkemade
Auteur
Cor,
Bedankt voor je aanvullingen!
Gelukkig blijft de kern van mijn betoog, <em>dat als je kennis deelt met een grotere groep, deze grotere groep ook meer kennis kan genereren</em>, overeind.
Cor Gutter
At your service, Eric!