Kijken als Darwin I

Vorig jaar was het Darwin jaar. In het laatste katern van het NRC in 2008 schreef evolutiebioloog Tijs Goldschmidt: ‘Het had maar weinig gescheeld of Charles Darwin was in 1831 niet uit Plymouth vertrokken met de HMS Beagle […] dan was On the Origin of Species (1859), het belangrijkste biologische boek sinds de werken van Aristoteles, nooit verschenen.’

Wie ben ik om Goldschmidt tegen te spreken, maar als Darwin de evolutietheorie niet had opgeschreven dan had volgens mij vroeg of laat iemand anders het gedaan, in ieder geval Wallace. Of Goldschmidt het zo bedoelde weet ik niet, maar de zin insinueert dat we bijna zonder evolutietheorie hadden gezeten. Dat zou voorbij gaan aan de omstandigheden waarin Darwin verkeerde.Omstandigheden waarin evolutie als ordenend principe van leven voor hem zichtbaar werd. Omstandigheden waarin hij de ruimte en de mogelijkheden had om er een theorie over uit te werken. De stand van de wetenschap, de afnemende invloed van religie, de communicatie mogelijkheden, de technologie die onder andere zijn tocht op de HMS Beagle mogelijk maakte, het onderwijs, zijn opvoeding, alles onderdeel van een toestand waarin de evolutietheorie gebaard kon worden en zich kon verspreiden, geheel volgens de evolutieleer.

Wat mij verwondert is dat Goldschmidt naar Darwin kijkt en zich afvraagt: ‘[…] een geniale man met een traag, grootmoedig hoofd en weinig aanleg voor wiskunde, waarin zo’n radicaal idee eigenlijk niets te zoeken heeft.’ en vervolgens concludeert: ‘Darwin is wetenschappelijk laag geschoold, toch heeft hij een briljant idee. Dat komt doordat hij goed is in het zien van analogieën. Hij bezit het vermogen tot consilience.’ Hij kiest een rationeel paradigma om Darwin te verklaren. Als je zo kijkt zie je losse verschijnselen en ga je op zoek naar expliciete verbanden. Dan zou je ook proberen om een verschijnsel op zich te verklaren door het te isoleren of uit elkaar te halen om te kijken waaruit het is opgebouwd, to see what makes it tick. Vanuit dat paradigma vind je het een wonder dat de temperatuur van de oceaan precies overeenkomt met de temperatuur die een koraalrif nodig heeft om te bestaan. Als Darwin zo naar de wereld had gekeken had hij in ieder geval de evolutie niet doorgrond.

Kijk je als Darwin dan zie je geen losse verschijnselen. Dan is er wat er is omdat al het andere is. Wie als Darwin kijkt ziet een trage evolutionaire ontploffing, waarin alles wat nu bestaat, organisch of anorganisch, mens, dier, plant of baksteen, dezelfde evolutionaire afstand heeft afgelegd. Wie een verschijnsel wil doorgronden kijkt naar de omstandigheden, de context. Dan besef je dat alles wat zich voordoet, groeit en zich handhaaft, dat alleen kan omdat de omstandigheden er naar zijn. Dan kan je niets met lineaire logica. Wie de beperking daarvan wil zien hoeft zich maar af te vragen bij hoeveel variabelen een wiskundige vergelijking onoplosbaar wordt.

Tegen de grenzen van die benadering loopt de wetenschap al eeuwen aan. Schrödingerskat, de onvolledigheidsstelling van Gödel (of beter het programma van Hilbert), het onzekerheidsprincipe van Heisenberg, de meditaties van Descartes, het Aristotelisch-Thomistisch paradigma, het zijn allemaal pogingen van zeer geleerde mensen om de realiteit te vangen in een rationeel paradigma, om een absoluut houvast te vinden, tenminste één natuurfilosofische zekerheid waarop we verder kunnen bouwen. Een theorie met een begin en een einde, die je kan uitbouwen totdat je de hele wereld snapt. En dat is nou juist de grote beperking van die benadering, ze kan niet omgaan met complexiteit, noch met beweging of diversiteit. Als alles beweging is, zonder begin of eind, als je niets kan isoleren, als je niets uit elkaar kan halen, je eigen invloed niet kan uitschakelen, dan ervaar je direct de beperking van die, in evolutionaire termen, nieuwerwetse spierballen logica van de neo-cortex, je voelt je als tijdens je eerste rijles.

Toch heeft die logica ons vele zegeningen gebracht. Het heeft ons ‘bevrijd’ van onze omgeving. Sinds de uitvinding van het wiel, of beter: sinds de uitvinding van de uitvinding, hebben we in een exponentiële (evolutionaire) versnelling de wereld naar onze behoefte ingericht. Zo snel dat we in een evolutionaire seconde de grenzen van wat die wereld van mensen kan verdragen hebben bereikt, waarbij we veel van wat miljarden jaren naast ons geëvolueerd is hebben verdrongen. De huidige mens is als het Ebolavirus, een machovirus zo sterk dat het in zijn gulzigheid zichzelf vernietigt. In evolutionaire termen geen probleem, ‘de een zijn dood is de ander zijn brood’ is een bekende evolutionaire wijsheid.

Maar als we toch nog een poging willen doen, dan moeten we de beperkingen van de levenloze logica van de neo-cortex onder ogen zien en leren kijken als Darwin.

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>