Jelle Bouma: Betrokkenheid als sleutel

Met de titel ‘Betrokkenheid als sleutel' en de ondertitel ‘Waarom organisatieveranderingen slagen of falen' geeft auteur Jelle Bouma de centrale stelling van zijn boek al weg. Hiermee verraad hij meteen op de kaft al zijn geloof in de positieve impact van de participatie op organisatieverandering. Dat geeft niet, want ik heb ooit geleerd dat een goede titel de kortst denkbare samenvatting is van de inhoud. Maar kan hij zijn stelling ook hard maken? Is betrokkenheid inderdaad de sleutel?

Heeft Bouma de heilige graal van organisatieverandering ontdekt? Helaas! De onderbouwing die hij in zijn boek geeft is niet overtuigend.

Jelle Bouma heeft veel ervaring als management consultant. Op zijn cv staan klinkende namen als Deloitte Consultancy, Bakkenist, Accenture en Anderson Consulting. Geboeid geraakt door wat hij in de praktijk tegenkwam heeft hij via de Rijksuniversiteit Groningen een zevenjarig onderzoek uitgevoerd naar de vraag waarom organisatieveranderingen slagen of falen. Een moedig voornemen! Het boek ‘Betrokkenheid als sleutel' is de populaire samenvatting van zijn dissertatie "Why participation Works".

Het boek is duidelijk gestructureerd, waarbij alle titels van hoofdstukken en paragrafen in de vragende vorm zijn gesteld. Het boek is opgedeeld in drie stukken, te weten (1) Organisatieverandering in de praktijk, (2) Organisatieverandering in theorie, en (3) Participatie biedt de sleutel. De crux van het boek zit in de hoofdstukken vijf tot en met acht, waarin Bouma ingaat op zijn onderzoek en de invloed van participatie op personen, groepen en organisaties. De hoofdstukken 1 tot en met 4 zijn een lange aanloop, waarin wat algemene zaken worden behandeld rond organisatiedoelen, strategie, organisatiestructuren en verandering.

Het is kenmerkend dat Bouma zijn boek begint met verhalen uit de praktijk en niet met een theoretische verhandeling over veranderkunde. Daarbij maakt hij gebruik van een paar voorbeelden uit zijn eigen werkervaring, wat altijd een goede start is voor een managementboek. De voorbeelden zijn herkenbaar, maar jammer genoeg nogal eendimensionaal uitgewerkt en de conclusies die Bouma trekt liggen nogal voor de hand. Ook de inleidende stukken over strategie, organisatie en verandering gaan naar mijn smaak niet erg diep en zijn niet noodzakelijk om het deel over werknemersparticipatie te begrijpen.

Het wordt pas interessant als Jelle Bouma vanaf hoofdstuk vijf het onderwerp organisatieverandering oppakt. Met name hoofdstukken 6 en 7, waarin Bouma onderlinge relatie tussen participatie (betrokkenheid) en effectiviteit (succes) probeert te duiden hebben meerwaarde. Hoewel: er zijn natuurlijk vele soorten en maten van participatie en hetzelfde geldt voor effectiviteit. Bouma verzuimt om zijn begrippenkader nader te definiëren, waardoor zijn conclusies ook in het luchtledige blijven hangen. Ook geeft hij geen goede uitleg over de samenstelling van zijn onderzoekspopulatie, waardoor de lezer ook op dit punt met vragen blijft zitten.

Al jaren wordt gezocht naar het antwoord op de vraag of er een positieve causale relatie bestaat tussen de omvang en de aard van werknemersparticipatie bij verandering enerzijds en organisatieprestaties anderzijds. Ik had gehoopt dat Bouma op basis van empirisch onderzoek een eenduidige relatie zou kunnen leggen. Het is begrijpelijk, maar tegelijkertijd ook wel jammer, dat hij in deze opzet niet is geslaagd. Op individueel niveau concludeert hij dat er wel degelijk sprake is van een relatie, maar deze is (slechts) indirect. Het positieve verband verloopt via factoren als vertrouwen, commitment, tevredenheid, een verlaagde weerstand en minder conflicten. Vertaald naar een effect van participatie op groepen wordt het beeld (nog) onduidelijker en gaat Bouma zelfs speculeren.

Het is exemplarisch dat de medezeggenschap, in Nederland toch een diep gewortelde vorm van indirecte werknemersparticipatie, maar één alinea in zijn boek krijgt toebedeeld. Een paar van zijn uitspraken in dit stukje zijn gewoon onjuist, bijvoorbeeld dat de OR een instemmingsrecht zou hebben bij veranderingen waar ontslag van medewerkers aan de orde zou zijn. Het gaat in dit geval om het minder krachtige adviesrecht, en dan alleen nog bij voorgenomen besluiten die ‘belangrijk' genoeg zijn.  

Bouma bepleit in hoofdstuk 8 van zijn boek dat organisaties effectiever zouden zijn als zij een hogere participatiegraad zouden toepassen dan nu gebruikelijk. Ik ben het met deze stelling absoluut eens. Het probleem van het boek is echter dat hij deze stelling, en daarmee ook de titel van zijn boek, niet hard kan maken. Bovendien kan hij niet goed aangeven wat ‘hoger' precies inhoudt, hoeveel hoger dat is, hoe die participatie er uit zou moeten zien, wat je moet doen bij welk type verandering, wie wel en wie niet betrokken moet worden en welke (externe) omstandigheden een rol spelen. Conclusie: er blijven nogal wat vragen open staan. Misschien geeft hij in zijn dissertatie meer antwoorden?

Betrokkenheid als sleutel
Jelle Bouma
2008, Sdu Uitgevers, Den Haag
ISBN: 978 90 5261 648 3

Kom met uw praktijkervaringen op het terrein van managen en organiseren

Deel uw kennis, schrijf 3 columns of artikelen en ontvang een gratis pro-abonnement (twv €200)

Word een pro!

SCHRIJF MEE >>

Willem Mastenbroek
Pro-lid
Participatie en betrokkenheid vind ik vage termen. En helemaal als ze niet in samenhang met sturing gebruikt worden. Vaak genoeg ben ik in mijn praktijk veranderprojecten tegengekomen met representatief samengestelde project- en stuurgroepen waarbij de achterbannen voordurend geinformeerd werden. Toch verzandde de boel en ontstond er toenemende weerstand. De aanvankelijke betrokkenheid sloeg om in cynisme.

De vraag is volgens mij altijd: Hoe ziet de sturing vanuit de top er uit?&nbsp; Het <a href="http://www.managementsite.nl/582/Verandermanagement-Stimulerende-en-Blokkerende-Factoren.aspx" rel="nofollow">Nationaal Onderzoek Verandermanagement&nbsp;</a> laat zien wat daaraan volgens meer dan 6.000 respondenten schort. Hierbij komt nog dat het focus van de gewenste verandering soms onhandig, zo niet verkeerd, wordt ingevuld. Wat moeten de mensen met 7 fraaie kernwaarden waarin iedereen mag participeren met ideeen en suggesties? Wat hebben we aan besprekingen over het INK model waarbij op alle niveaus meegepraat wordt over de invulling van de 9 velden in dat model? Veel participatie en betrokken heid maar na 1 of 2 jaar komt de kater. Geen wonder. Het zijn eigenlijk 2 voorbeelden van wrakke sturing.

&nbsp;Mijn conclusie is dat betrokkenheid nauw verbonden is met sturing. Of wat scherper geformuleerd: Met goede sturing begint het!
Edwin Lambregts
Beste Willem,

Ik ben het helemaal met je eens. De vraag is vervolgens waar die sturing op gericht zou moeten zijn. Dat sturing en zelforganisatie geen tegenpolen zijn van &eacute;&eacute;n continuum, maar dat je voor een geslaagde verandering beide moet versterken, was een eye-opener voor mij.

Groeten,

Edwin
John de Vries
Dit boek heb ik ook gelezen, tesamen met zijn proefschrift en ben het niet geheel met bovenstaande recensie eens.

Deze auteur heeft voor dit onderzoek zijn doctor (dr.) titel verkregen in de economie en de bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen in 2009. Dit betekent dat zijn modellen grondig zijn getoetst, zowel in de praktijk bij 16 Nederlandse bedrijven in de financiele dienstverlening, als in theorie door diverse hoogleraren.

Bouma heeft daarbij overtuigend aangetoond dat betrokkenheid samen met de psychologische gevolgen daarvan maar liefst 51 procent van organisatieveranderresultaten verklaart. Andere factoren verklaren dus minder dan de helft. Dus strategie, processen en systemen blijken van ondergeschikt belang voor het slagen of falen van dergelijke organisatieveranderingen. Menselijke betrokkenheid blijkt wel degelijk de grootste invloed te hebben van alle factoren die het succes of het falen van organisatieverandering verklaren. Medewerkers maken dus het grootste verschil, niet de strategie, niet de processen, niet de systemen. Daar komt Bouma's conclusie in de kern op neer in beide boeken.